4.1 | Maatregelen voor grondrisico's
4.2 | Operationele procedures
Als het onbemande luchtvaartuig, zwaarder dan 500 gram (A2 of A3), in de nabijheid van mensen opereert, moet de piloot het op een afstand houden die minimaal gelijk is aan de hoogte waarop het vliegt (1:1 regel). Echter dienen hierbij de volgende minimale horizontale afstanden in acht genomen te worden: