Hoofdstuk 5 - STS

5.1 | TECHNISCHE EN OPERATIONELE MAATREGELEN VOOR RISICO'S OP DE GROND

Als het onbemande luchtvaartuig, zwaarder dan 500 gram (A2 of A3), in de nabijheid van mensen opereert, moet de piloot het op een afstand houden die minimaal gelijk is aan de hoogte waarop het vliegt (1:1 regel). Echter dienen hierbij (onder A2) de volgende minimale horizontale afstanden in acht genomen te worden:

  • 50 meter voor legacy drones (drones zonder Cx-klasse label)
  • 30 meter voor klassedrones (drones met Cx-klasse label)
  • 5 meter in lage snelheidsmodus (drones met Cx-klasse label)
    Maak een account om verder te lezen